Nieuws

Pleidooi voor internationaal georiënteerd onderwijs en Gent

22 april 2010

Sinds enkele jaren bestaat in Gent devraag om een internationale school op te richten. Deze school zou zich richten op kinderen van “expats”. Dit zijn buitenlandse werknemers die hier tijdelijk verblijven en nadien terugkeren naar hun land en/of uitgezonden worden naar een ander land. Het onderzoek naar internationaal georiënteerd onderwijs in Gent kwam recent  in een stroomversnelling nadat het stadsbestuur besliste te laten onderzoeken hoe aan een mogelijk pilootproject kan vormgeven kan worden met respect voor desociale en integratorische principes, die in deVlaamse onderwijsregelgeving vervat zitten.

Concreet wordt dus gevraagd hoe anderstalig onderwijs binnen een gesubsidieerd kader ingericht kan worden. Zonder dat daarmee een “onderwijseiland” wordt gecreëerd en zonder dit “eiland” te zien verdwijnen achter torenhoge schoolgeldmuren.

Vanwaar dit initiatief? De argumentatie is vrij eenvoudig. De toekomstige welvaart in deVlaamse samenleving zal in sterke mate afhangen van deinternationale gerichtheid van onze bedrijven en het onderwijs, van een hoge capaciteit tot innovatie en van het behouden en aantrekken van kennisintensieve economische activiteiten. Deze factoren zijn sterk met elkaar verweven. De kenniseconomie, die een sleutel vormt voor dewelvaart in Vlaanderen, moet immers én innovatief én internationaal gericht zijn. Deze visie wordt breed gedragen door tal van actoren in Oost-Vlaanderen: het bedrijfsleven, het hoger onderwijs, diverse onderzoekscentra, deStad Gent en deProvincie Oost-Vlaanderen.

Een cruciale voorwaarde voor een innovatieve en internationaal gerichte kenniseconomie is deinternationale mobiliteit van hooggeschooldemedewerkers: zowel van Vlamingen die tijdelijk naar het buitenland trekken, als van  buitenlanders die tijdelijk naar hier komen om in onze bedrijven en onderzoekscentra tewerkgesteld te worden. Een zeer belangrijk criterium bij debeslissing van een bedrijf om expats naar Vlaanderen te sturen – of van deexpat zelf om deuitzending te aanvaarden – is deaanwezigheid van internationaal onderwijs. Het ontbreken van een internationale school is ook een negatieve factor bij internationale investeringsbeslissingen, in het bijzonder voor onderzoeks- en ontwikkelingscentra en voor regionale of hoofdzetels van bedrijven. Vlaamse en buitenlandse bedrijven overwegen zelfs om dergelijke vestigingen te herlocaliseren omwille van het onvoldoendeof veel te duur aanbod aan internationaal onderwijs in Vlaanderen.

Ook universiteiten en onderzoekscentra worden geconfronteerd met deterughoudendheid van buitenlandse toponderzoekers om naar Vlaanderen te komen als er geen internationaal onderwijs beschikbaar is. Bovendien zijn zij niet in staat om dezeer hoge inschrijvingsgelden van deBelgische internationale scholen te betalen voor hun werknemers (tot 30.000 euro per jaar per kind).

Kortom, deaanwezigheid van kwalitatief en betaalbaar internationaal onderwijs zou een bijzonder sterke troef zijn voor deversterking van ons economische weefsel. Het is een toekomstgerichte kennisinvestering met een zeer grote impact.

Een studie van VOKA West-Vlaanderen kwam in 2006 tot volgendebelangrijke conclusies:

 (1)    Er is een grote nood aan een internationale school voor dekinderen van tijdelijke buitenlandse werknemers in Oost- en West-Vlaanderen.

(2)    Het ontbreken van een dergelijke school creëert momenteel een economische minwaarde. Het vormt een belangrijke drempel om hooggeschooldebuitenlanders in Oost- en West-Vlaanderen aan te trekken en belemmert deontwikkeling van kennisintensieve en hoogtechnologische activiteiten.

(3)    Een internationale school die zich richt op kinderen van expats in West- en Oost-Vlaanderen zou leefbaar zijn, d.w.z. dat er voldoendekinderen zijn die naar deze school zouden gaan.

(4)    De beste locatie voor deze school is in het Gentse.

Aansluitend bij dit onderzoek werd in 2007 steun gevraagd aan deVlaamse overheid om een internationale school in Gent te financieren met reguliere onderwijsmiddelen. Dit verzoek werd afgewezen door toenmalig minister Vandenbroucke, essentieel op basis van juridische argumenten (deonverenigbaarheid met bepaaldeonderdelen van deregelgeving voor erkendescholen). Om die reden werd het oorspronkelijke voorstel op een aantal punten aangepast.

 Vertrekpunt blijft echter om het internationale onderwijs te organiseren als een internationale afdeling van een bestaandeschool. Dit zogenaamde“internationaal georiënteerdeonderwijs” is zeer succesvol in Nederland, waar het wordt aangeboden in een twintigtal scholen (met meer dan 4.500 leerlingen in totaal). Dit model heeft vele voordelen, zowel naar schaaleffecten (gemeenschappelijk gebruik van infrastructuur en diensten) als naar integratie van kinderen en ouders in delokale gemeenschap. In Nederland krijgen deze afdelingen overheidsmiddelen die vergelijkbaar zijn met deze voor reguliere scholen; derijksinspectie controleert dekwaliteit en het respecteren van deregelgeving. Dit schitterendeconcept, dat o.a. ook in deScandinavische landen voorkomt, is ook het uitgangspunt van het Gentse initiatief.

In het nieuwe voorstel wordt daarnaast  expliciet “doorstroomonderwijs” voorzien, dat erop gericht is om kinderen demogelijkheid te bieden geleidelijk en zonder tijdverlies over te schakelen naar het Vlaamse onderwijs. Dit is o.m. bedoeld voor kinderen van Vlaamse expats die terugkeren uit het buitenland. Dit “doorstroomonderwijs” kan defacto beschouwd worden als een nieuwe vorm van onthaalonderwijs.

Een tweedeaanpassing van het oorspronkelijke voorstel ligt in derol  van deVlaamse overheid. Het project in Gent wordt opgevat als een pilootproject met een inhoudelijke betrokkenheid van deVlaamse overheid.

De internationale school beantwoordt immers niet enkel aan een economische en maatschappelijke nood; ze zal ook bijdragen tot een verrijking van het Vlaamse onderwijslandschap. De lessen die dit proefproject na een aantal jaren oplevert kunnen debasis vormen van een internationaal gericht leerplichtonderwijs. Nog interessanter is dat deervaring verworven in het Gentse model vervolgens gebruikt zou kunnen worden voor deoprichting van analoge internationale afdelingen van scholen in andere delen van Vlaanderen met vergelijkbare behoeftes (Antwerpen, Leuven, Hasselt, Kortrijk, …).

Kortom, deinvoering van een specifieke Vlaamse vorm van internationaal georiënteerd onderwijs zal een belangrijke meerwaardeopleveren voor het Vlaamse onderwijssysteem. Het zal ook deinternationale dimensie van het Vlaamse onderwijs versterken zonder aan deeigenheid en troeven ervan te raken. De kruisbestuiving en samenwerking tussen deVlaamse en internationale (Engelstalige) afdelingen van een school dragen ook bij tot innovatie en diversiteit in het onderwijs. Met andere woorden: het voorstel voor een internationale school in Gent leidt niet tot “insulair” onderwijs voor een buitenlandse “elite”, maar zorgt juist voor integratie.

Een ander belangrijk argument voor deondersteuning van internationaal georiënteerd onderwijs in Vlaanderen is van meer principiële aard: ook kinderen van buitenlandse werknemers die hier tijdelijk verblijven hebben recht op kwaliteitsvol en betaalbaar onderwijs. Voor deze kinderen (het gaat in meerderheid om leerlingen onder de12 jaar) betekent dit dat zij onderwijs krijgen dat hen toelaat vlot te kunnen overschakelen naar ander internationaal onderwijs en/of het onderwijs in eigen land. Voor kinderen waarvan deouders beslissen in Vlaanderen te blijven betekent kwaliteitsvol onderwijs ook een degelijk aanbod aan “doorstroomonderwijs”, zoals dat in het voorgesteldeconcept vervat zit.

Ondanks onze sterke argumenten hebben we nog geen engagementen verkregen van deVlaamse regering. Maar we blijven timmeren aan deweg. Want als deVlaamse overheid niet zou tussenkomen, betekent dit dat deinternationale school onbetaalbaar zou worden voor debuitenlanders in deGentse wetenschappelijke onderzoekscentra. Bovendien zou het ongetwijfeld een gemiste kans zijn voor Gent en Vlaanderen. Het beantwoordt immers aan een belangrijke maatschappelijke en economische nood en het zou een verrijking betekenen voor het Vlaamse onderwijs.